woensdag 24 juli 2013

Een zweterige zwanenzang

Karel Waeri (1842-1898).
Een zomerdag met tropische temperaturen is niet meteen het uitgelezen moment om je terug te trekken in een snikheet theaterzaaltje. Tenzij het Gentse Feesten zijn, dat zaaltje de Minard is, en een vriend van jaren er een voorstelling speelt. Over Koarelke Waeri (1842-1898), een Gentse volkszanger met een nalatenschap van ruim 500 liederen, waaronder heel wat 'vuile' en 'vettige' (in Waeri's thuishaven 'vetjes' genoemd). Dat 'rode oortjes'-repertoire bewaarde hij tijdens zijn optredens steevast voor de late uurtjes; na zijn dood werden ze (uit schroom) in een apart bundeltje verzameld en verkocht.

Acteur en muzikant van dienst: Wim Claeys. De trekzakspeler die eind jaren negentig met Ambrozijn als meedogenloze nieuwlichter het stof van de Vlaamse volksmuziek blies. De Boombal-bedenker die met zijn vuile maar getalenteerde voeten een geactualiseerd spoor trok door de toenmalige balscene en zo de weg wees aan een nieuwe generatie jongeren die de de folk en de bijhorende danstraditie ontdekte. De folkmodernist is echter nooit de 'wegbereiders' van weleer vergeten: met het vorderen der jaren lijkt ook zijn respect voor het muzikale erfgoed te zijn toegenomen.

Wim vervelde van muzikant
tot cabaretier.
Wim vervelde de jongste jaren zoetjesaan tot een cabaretier, wat niet mag verwonderen: bij Ambrozijn voelde hij zich ook al geroepen de grapjas uit te hangen en het publiek tussen de nummers door menig blaasken wijs te maken. "Het heeft er altijd al in gezeten, madame."

Hadden we na Wims eerste onemanshow Niet tevreden, geld kwijt nog zoiets van 'schoenmaker blijf bij je leest', na het zien van De zwanenzang van Karel Waeri kan de Gentenaar wat ons betreft zijn theatertoekomst met een pak meer vertrouwen tegemoet zien.

Het Waeri-standbeeld van Walter De Buck.
Anderhalf uur lang kruipt de prille veertiger in de huid van de legendarische volkszanger aan wie de al even vermaarde strop Walter De Buck bijna 15 jaar geleden een ruim 5 meter hoog robuust beeldhouwwerk wijdde. Dat staat sindsdien in de Arteveldestad te pronken naast de Sint-Jacobskerk: bovenop de massieve, granieten zuil pronkt vioolspeler Waeri, met onder zich, in hoogreliëf, de kenmerkende figuren die zijn liedjes bevolkten. Miljoenen mensen liepen er al straal voorbij. Wij deden na de opvoering met plezier een klein omwegje om er nog even, letterlijk, bij stil te staan. Op vraag van Wim Claeys, trouwens.

Die had genoeg aan een oud vloerkleed als speelvlak, een tafeltje, een stoel en een kastje met zijn instrumenten om vorm te geven aan het beperkte universum dat het bescheiden leven van Karel Waeri in de tweede helft van de 19de eeuw verbeeldde. Geboren in een arm gezin van wevers, in een van de vuilste buurten van het Gent van die tijd, mag het niet verbazen dat Koarelke het in al zijn liederen consequent opneemt voor de zwaksten in de maatschappij.

Net als het rijke oeuvre van Waeri is het programma dat Wim Claeys er over maakte één langgerekt protestlied tegen de twee grote K's tegen wiens schenen ook vandaag, zo'n 150 jaar na Waeri's beginjaren als kritisch volkszanger, nog gretig wordt geschopt: de Kerk en het Kapitaal. Dat maakt de voorstelling, voor de goede verstaander, nog brandend actueel.

Net zo min als een pompeus decor heeft de acteur/auteur veel changementen nodig om, af en toe, uit zijn Waeri-rol te stappen en vervolgens als verteller de vrij korte en dramatisch afgebroken levensloop van zijn alter ego te duiden. Hij hoeft daarvoor alleen maar zijn brilletje af te zetten en tijdelijk afstand te doen van zijn plat-Gentse tongval.

In die eerder minimalistische aanpak herkenden we alvast de hand van Mich Walschaerts, een van de Kommil Foo-broers. Hij slaagde er als coach in om van de muzikant Wim Claeys ook een acteur te maken. Eén die de humor die hem eigen is, durft te combineren met gedoseerde ontroering. Waeri was daar ook een virtuoos in, al bediende hij zich in zijn liedjesteksten net zo graag van bijtend cynisme en een vleugje ironie.

Die liedjes werden door de 19de-eeuwse volkszanger naar verluidt vertolkt met een krijsende neusstem en een krassende viool. Dan doet Wim Claeys het beter: met de hem vertrouwde diatonische accordeon ontpopt de instrumentalist van weleer zich tot een meer dan verdienstelijk vertolker van het oude repertoire (dat hij nota bene nog gedeeltelijk van nieuwe muziek voorzag, volledig in de stijl van de jaren stillekes).

De zwanenzang van Karel Waeri is een voorstelling die, door haar eenvoud, nooit zwaar wordt, hoewel de referenties aan de miserie en de uitbuiting van de textielarbeiders in het midden van de jaren 1800 niet van de lucht zijn. Het is een voorstelling die, ondanks de plezante luchtigheid waarmee ze is gebracht, blijft plakken. Net als het zweet van die zomerdag met zijn tropische temperaturen - de daardoor veroorzaakte uksels hebben we er voor één keer graag bij genomen.