maandag 7 maart 2016

Tante Zee

Nu we net een zomertrip naar Normandië hebben geboekt, moest ik plots terugdenken aan de vakanties die onze jeugdjaren kleurden. Een jaarlijks daguitstapje naar De Haan aan Zee niet meegerekend, stonden er eigenlijk geen reizen op onze familiekalender. Omdat we daartoe de middelen niet hadden. Op één jaar na gingen we ook nooit op kamp - niet omdat mijn zus, broer en ik dat niet wilden uit vrees voor heimwee of zo, maar vooral omdat moeder liever zelf als een klokhen over ons bleef waken.

Juli en augustus werden in onze kindertijd dus vooral thuis doorgebracht. De haast eindeloze vrije tijd werd ingevuld met het bewonderen van de parkieten, zebravinken, kanaries en kwartels in vaders volières, of met menig partijtje petanque en badminton op onze pelouze - en altijd weer die vloekende buren omdat er nog maar eens zo'n badmintonpluimpje in hun moestuintje terecht was gekomen (verzuurd burenprotest tegen spelende kinderen is dus geen typisch verschijnsel van de 21ste eeuw, als u dat nog mocht geloven). Bij slecht weer speelden we toneeltje of lasten we wat creatieve knutselmomenten in, die dan steevast uitmondden in een heuse tentoonstelling met bijhorende receptie. Van verveling was nauwelijks sprake, voor zover ik me kan herinneren.