dinsdag 29 januari 2013

Rood hoofd

Nee, ik ben niet pas teruggekeerd van een zonnige vakantie. Ik heb geen onmenselijke inspanning geleverd. En nee, ik verkeer ook niet in een constante staat van verlegenheid, noch van schaamte.

Mijn rode hoofd is puur een veruiterlijking van allergie. Van 'uitslag'. Van eczeem.

Het gloeit. Het brandt. Het jeukt. Het irriteert. Het enerveert.

EN HET HANGT ME DE KEEL UIT!

Zo, dat lucht op.

P.S.: Alle anti-stresstips, krab-remmers en mentale verstrooiingen zijn welgekomen.

zondag 27 januari 2013

Nog niets veranderd

Twaalf overvolle mappen vol krantenknipsels: dat is de oogst die ik in ruim vijftien jaar als journalist bijeen heb geschreven. Het laatste in Het Nieuwsblad gepubliceerde artikel van mijn hand dateert van 2006. Ik was toen al een paar jaar als eindredacteur aan de slag en dus niet meer zo 'zichtbaar' in de krant, al pleegde ik tussendoor nog wel eens een reportage, meestal in de culturele sfeer (van een Nekka Nacht-verslag over een recensie van De Nieuwe Snaar tot een reportage over het opkomende folkbalfenomeen).

In die twaalf knipselmappen moeten, volgens een berekende schatting, zo'n 6.250 artikels zitten. Ik heb ze allemaal bijgehouden, vanaf het eerste stukje met mijn initialen eronder (PDA, met de A van Asse) tot mijn laatste pennenvrucht op krantenpapier. Aanvankelijk was het uit een soort fierheid dat ik ze verzamelde - gestimuleerd door de trots van mijn familieleden ook, want 'een journalist in de familie', die bovendien voor een nationale krant schreef, ja, dat betekende wel wat! Later bleef ik het doen, meer uit gewoonte, en omdat het sneu zou zijn dat ondertussen al aardig aangevulde persoonlijke archief niet te vervolledigen.

Ik heb die hele collectie onlangs van de zolder gehaald, om er na al die jaren nog eens in te snuisteren. De knipsels zitten gelukkig allemaal keurig opgeborgen in plastic insteekmapjes, zodat ik bij het raadplegen ervan niet, vanwege het onvermijdelijke stof-van-jaren, geplaagd wordt door onbedwingbare nies- en jeukbuien (dat kan me zelfs overkomen wanneer ik een boek dat al jarenlang in de kast staat weer durf openslaan). 

Bij die nostalgische duik in mijn eigen krantenarchief ben ik nogal wat beroemdheden tegengekomen met wie ik ooit de sofa (of de telefoonlijn) heb gedeeld: Gert en Sarah Bettens (van K's Choice), Louis Tobback, Frank Boeijen, Steve Stevaert, Josse De Pauw, Karel van Miert zaliger, Chris Lomme, Dirk Frimout, Johan Vande Lanotte, Lernout & Hauspie, Karel De Gucht, Jo De Meyere, Kris Peeters, wijlen Bram Vermeulen...

Alles komt terug...
Wat ik ook heb ontdekt, zijn artikels die, zoveel jaar na datum, haast zonder wijzigingen nog de krant zouden kunnen halen. Over de spoorvakbonden die gaan staken tegen de hervormingen bij de NMBS: 'De trein is altijd een beetje staken' (10 november 2000). Over de uitzichtloosheid van het Joods-Palestijns conflict in Israël: 'We willen niet meer in zo'n nachtmerrie leven' (30 oktober 2000). Over de stijgende benzine- en dieselprijzen: 'Brandstof plundert rekening' (18 augustus 2000) - benzine zonder lood kostte toen 43,60 Belgische frank per liter, diesel 33,10 frank, en daarover werd ook al geklaagd...

Het meest frappante voorbeeld in dat rijtje is toch wel een artikel dat dateert van 26 mei 1999: 'Onze elektriciteit is peperduur'. Consumentenorganisatie Test-Aankoop stelt daarin vast dat de Belgische gezinnen gemiddeld bijna een kwart meer betalen voor hun elektriciteit dan de meeste andere Europeanen. En energiereus Electrabel? Die kondigt in hetzelfde artikel een tariefvermindering aan en belooft 'over vijf jaar' beterschap. Waar hebben we dat nog gehoord?

Om maar te zeggen: er is nog niets veranderd. En alles komt terug. Ook mijn uksels, trouwens.

donderdag 24 januari 2013

Kwelvogel

Een kwelduivel had ik al (mijn jeukend eczeem, weet u wel), maar nu heb ik er ook een kwelvogel bij. 't Is te zeggen: onze tuin is een vliegend specimen rijker dat door mijn huisgenote tot kwelvogel is gedoopt.

De kwelvogel: zot van onze sierappeltjes.
Het gaat eigenlijk om een lijsterachtige, de turdus pilaris ofte kramsvogel. Eerlijk gezegd: ik had er nog nooit van gehoord en ik had er nog nooit eentje gezien. Tot een mooi, eerder voluptueus exemplaar zich een paar dagen geleden kwam vestigen in onze sierappelaar (het eerder frêle boompje in het midden van de tuin schenkt ons ook in winterse dagen wat kleur met zijn kleine, donkerrode vruchtjes).

Merels, ja, die zagen we al geregeld uit en onder de haag vandaan komen om tussen onze planten en struiken op zoek te gaan naar wat lekkers. In barre dagen duiken af en toe ook een roodborstje, een winterkoninkje en een paar koolmezen op - wanneer de eerste sneeuwvlokken vallen begint het bij mijn wederhelft steevast te kriebelen om dit soort donzige wezentjes te lokken met mezenbollen, al hebben die dit jaar veel van hun aantrekkingskracht verloren.

Maar een kramsvogel hadden we dus nog nooit gespot.

Sinds die turdus pilaris is neergestreken, is er van andere gevederde vriendjes nog nauwelijks sprake in onze tuin. De kramsvogel troont als een ervaren heerser in 'zijn' boompje dat hij als zijn persoonlijke uitkijkpost én voedselschuur beschouwt. De rode sierappeltjes gaan er bij hem in als zoete koek.

En o wee als er een andere vogel ook maar in de buurt durft te komen. Die wordt stante pede de levieten gelezen en van zijn recent (en zonder noemenswaardige tegenstand) veroverd territorium verjaagd. Deze telg van de lijsterfamilie gedraagt zich dus echt als een 'kwelvogel', een titel die hij wel als een geuzennaam lijkt te dragen.

Vanochtend zat er plots een hele zwerm kramsvogels in de tuin. Onze vriend had blijkbaar zijn familie uitgenodigd voor een (weliswaar kortstondig) appelfeestje. Zo kan ik het ook: trakteren met andermans fruit...

woensdag 23 januari 2013

Misdaad

Mankell, Nesbø, Larsson, Fossum... Van de betere Scandinavische misdaadauteurs ligt er geregeld werk op mijn steeds zwaarder belaste boekenplanken.

Ter wille van die planken zou ik wat vaker boeken moeten uitlenen in de bibliotheek in plaats van ze steeds weer te kopen, ik weet het. Alleen komt lezen bij mij in vlagen. Zo'n vlaag kan dan weken aanhouden, inclusief nachtelijke leesmarathons, tijdens dewelke mijn voorkeur voor misdaadverhalen meer op een afwijking dan op een hobby gaat lijken. Maar zo'n bui kan even snel weer overwaaien waarna het maandenlang stil blijft op literatuurvlak en ik geen boek meer aanraak.

Het is dan iets comfortabeler om boeken 'in eigendom' in de kast te hebben: dat voorkomt astronomische bibliotheekboetes en beschuldigingen als 'boek-houder'. Bovendien hoef ik zelf geen al te grote bedragen te investeren in mijn boekenuitzet: verjaardag, Kerstmis en nieuwjaar zijn momenten waarop mijn voorraad steevast aangroeit zonder dat ik verplicht word daarvoor 'eigen middelen' aan te spreken.

Scandinavische misdaadauteurs genieten dus mijn voorkeur. Al verslind ik ook werk van hun Vlaamse genrecollega's Aspe, Deflo, Pierreux of De Bruyn en ben ik evenmin vies van televisiecrimi's als The Killing, The Inspector Linley Mysteries, Morse (zaliger) en andere Lewisen

Misschien moet ik ook eens een politiethriller of detectiveverhaal op papier proberen te zetten. Met een dader die, net als ik, kampt met chronische jeuk, op geregelde tijdstippen in een onbedwingbare krab-kramp schiet en zo overal een niet te negeren spoor van huidschilfers achterlaat. De speurder van dienst moet dan wel een absoluut incompetente nitwit en gepatenteerde luierik zijn: een eczeempatiënt met kurkdroge huid die in ijltempo vervelt, is als dader CSI-gewijs anders té makkelijk opgespoord. 

De perfecte moord plegen: een door jeuk geteisterde krabverslaafde als ik kan het maar beter uit zijn hoofd zetten. Daarvoor ben ik - ongewild - net iets té kwistig met het rondstrooien van fijnschilferig DNA...

zondag 20 januari 2013

Koers

Het zat er van kindsbeen af al in...
Ik beken: ik ben een koersadept. Een wielerfanaat. Niet dat ik elke zondag, als dekmantel voor het obligate cafébezoek, in een veel te nauw aansluitend pakje op een veel te dure fiets de wegen onveilig maak door te weigeren op het fietspad te rijden, om zo de automobilisten wat te koeioneren. Nee, mijn liefde voor het wielrennen uit zich in een vorm die vooral passief te noemen is (een paar zomerse fietroutenetwerkverkenningen van enkele tientallen kilometers op een toeristenrijwiel niet te na gesproken).

Wielrennen op tv, dát is een van mijn verslavingen. Of het nu gaat om de Boonens en Gilberts van deze wereld, om de ietwat ondergewaardeerde pistiers die meestal alleen tijdens de Gentse Zesdaagse even het scherm halen, of om de winterse koningen van het veldrijden: ik zie ze allemaal even graag en liefst zo vaak mogelijk aan het werk.

Het hoeft dan ook niet te verbazen dat ik de dopingsoap rond de zevenvoudige Tourbedrieger Lance Armstrong met meer dan bijzondere aandacht heb gevolgd. Deze vleesgeworden Pinokkio, patroonheilige der leugenaars, had zijn succesjaren louter te danken aan alle mogelijke hoofd- en bijwerkingen van heelder apotheekvoorraden met niet-toegestane medicijnen. Die nam hij cocktailgewijs tot zich om vervolgens als een geperfectioneerde versie van de Brit Tom Simpson - een ook al gedrogeerde Tourvedette met wie het in 1967 helaas minder goed afliep - zijn collega's te vernederen. Armstrong moet met zijn persoonlijk verbruik alleen al de farmaceutische industrie rond de recentste eeuwwisseling een fameuze financiële boost hebben gegeven.

Een van Armstrongs geliefde 'belazer-de boel'-producten was cortisone. Dat is een stof die ontstekingsremmend en pijnstillend werkt en een 'euforisch effect' genereert.

Laat diezelfde cortisone nu ook een veelgebruikt middel zijn ter bestrijding van jeukend eczeem, en laat ik om die reden op haast permanente basis een nuttige hoeveelheid van dat goedje in huis hebben.

Misschien moet ik met die cortisone toch overwegen om mijn tot dusver vooral passief bedreven koershobby in actieve competitievorm om te zetten. In de speciaal voor mij op te richten categorie van de krabbers (in de letterlijke én figuurlijke betekenis van het woord). Maar dan niet in zo'n nauw aansluitend wielertenuetje.

't Zou geen gezicht zijn.

zaterdag 19 januari 2013

'If I needed you'

If I needed you, would you come to me?
Would you come to me for to ease my pain?
And if you needed me, I would come to you
I would swim the seas for to ease your pain

Hoe schoon kan een simpel liefdesliedje eigenlijk zijn? Ik hoorde de cover van het Emmylou Harris en Don Williams-duet uit The Broken Circle Breakdown vanochtend nog eens op de radio (al heb ik het nummer sinds Kerstmis ook op cd - mede dankzij mij, en de lieve, gulle schenker aan wie ik de schijf te danken heb, is dat soundtrack-record van Titanic dus eindelijk van de tabellen geveegd).

Het lied doet me denken aan Bridge over Troubled Water, van Simon and Garfunkel. Man, wat heb ik die song grijsgedraaid in mijn jonge jaren.

I'll take your part when darkness comes
And pain is all around
Like a bridge over troubled water
I will lay me down

Liedjes over zielsverwanten, die elkaars pijn verzachten. Voor wie niets te veel is om elkaars demonen te verdrijven. Of om elkaars ambetante ongemakjes te bestrijden. Zoals jeuk, bijvoorbeeld. Want beter dan welke pil of zalf ook, helpen zachte handen tegen de pijnigende irritaties die mijn huid zo kwellen. Zachte handen van een zielsverwant. Van haar die ik gemeenzaam 'de liefste' noem. Zachte handen die zonder morren in stelling worden gebracht wanneer de krabnood het hoogst is.

Het is wat mij betreft al jaren proefondervindelijk bewezen: strelende vingers zijn veel helender dan krabbende nagels!

Als dat geen citaat is om ergens op een muur te schrijven...

woensdag 16 januari 2013

Krabben (1)

Het is een wezenlijk onderdeel van mijn bestaan, krabben (en dan heb ik het over de woordenboekbetekenis 'met je nagels op je lichaam krassen'). Vandaar ook de (1) in de titel boven dit stukje: er zullen op deze ukselige blog nog talloze berichten volgen over dit fysieke perpetuum mobile dat tegelijk de belangrijkste jeukbestrijder én de grootste jeukversterker is... Als God bestaat, heeft hij in ieder geval gevoel voor humor!

Om lezer dezes niet al van bij mijn debuut als blogschrijver af te schrikken: mijn Uksels-blog zal lang niet alleen gaan over jeuk als huidirritatie en hoe ermee om te gaan (al kan ik mezelf terzake stilaan wel een doctoratus honoris causa uitreiken). De ondertitel van deze online columnreeks zou op  dat vlak al enige verduidelijking moeten bieden.

Voorlopig krab ik me alleen nog wat figuurlijk in het (mij nog zeer weinig toebedeelde) haar, op zoek naar inspiratie om dit minuscule plekje op het wereldwijde web geregeld te stofferen met boeiende, interessante, grappige en verstrooiende schrijfsels. Over jeuk, dus, of uksel zoals ze dat bij ons noemen. In al zijn letterlijke en figuurlijke betekenissen, in al zijn irriterende en inspirerende verschijningsvormen. Ik zal het maar als een goed teken beschouwen dat mijn handen de afgelopen maanden meer dan voldoende jeukten om mijn - ondertussen virtueel geworden - pen nog eens boven te halen en het nobele ambacht van het schrijven weer op te pikken. Want zoals een vos wel zijn haren verliest maar niet zijn streken, zo kruipt ook het schrijversbloed waar het niet gaan kan.

En zo kruipt ook de jeuk meestal waar je niet krabben kan...