zondag 22 december 2013

Kleine meisjes worden groot

Seulement pour le plaisir des yeux. Zo heette de theaterproductie waarin ik voor het laatst acteerde - omdat de toneelmicrobe niet meer zo hard kriebelde.

Het was eind april 1999 en we speelden in de Gentse Tinnenpot.

Daar heb ik haar leren kennen. Als een van mijn medespeelsters. Als een klein meisje, nog. Amper 14 jaar. Zij uit Merchtem - waar ik tot dan in een theatergezelschap actief was - en ik uit Asse. Ik speelde taxi voor haar, om samen naar de repetities in de Arteveldestad te rijden. En ik zette haar nadien netjes thuis af.

Georges Perec
Seulement pour le plaisir des yeux was een bewerking van de imposante roman La vie mode d'emploi van Georges Perec (1936-1982). Het magnus opus van de Pools-Franse auteur is een verzameling van honderden verhalen van evenveel bewoners van een Parijs' appartementsgebouw. De jonge regisseur Katrin Verlende zette twaalf van die personages op scène. Om ze daar hun leven te laten inrichten. Om ze daar over hun leven te laten vertellen. Als in een micro-maatschappij, waarin iedereen vooral naast elkaar leeft.

Ik kroop voor de gelegenheid in en onder de huid van Adrien Jérôme, een uitgebluste schrijver die ooit succes had maar later de kost moest verdienen met het vertalen van kindergedichtjes. En zij, zij speelde een van de zusjes Breidel, de jongste bewoners van het pand, wier ouders waren vermoord.

Vorig jaar pas heb ik haar teruggezien. Ruim dertien jaar later - ondertussen was ze een volleerde actrice én zangeres geworden. Het was op tv, nota bene. In Iedereen Beroemd, de opvolger van het ongeëvenaarde Man Bijt Hond. Ze mocht het programma één dag per week uitgeleide doen. Met een ukeleleliedje.

En ik dacht: 'Kleine meisjes worden groot. En grappig.'

Ze heeft nu een heuse single uit. Met Nele Needs a Holiday, de meidengroep waarmee ze in 2010 al de jury van Humo's Rock Rally charmeerde. Háár meidengroep.

Nele maakt liedjes over gênante of eerder tragikomische situaties waar ze blijkbaar een patent op heeft (althans, dat wil ze ons toch doen geloven). Liedjes over dingen die mislopen. Over dingen die ze beter niet had gedaan. Zoals extreem opvallend uit de bol gaan, met - naar eigen zeggen - 'zeer subversieve danspassen', op een feestje waar dat niet echt wordt geapprecieerd.

Daar gaat haar recentste liedje over.

Of ik het clipje dat bij die single hoort, wilde delen op Facebook, vroeg ze. 'Ik zal dat eerst eens aandachtig en kritisch bekijken', dacht ik. En ik vond het hilarisch.

Maar u hoeft me niet op mijn woord te geloven. Oordeel zelf (en geneer u niet voor de plaatsvervangende schaamte: 't is maar om te lachen).

dinsdag 10 december 2013

Madiba

Madiba 1918-2013
Madiba is dood en begraven. Wereldleiders uit de vier windstreken brachten de eerste zwarte president van Zuid-Afrika nog een laatste eresaluut. En ik, ik moest tijdens de begrafenis van Nelson Mandela denken aan de eerste twee weken van december 2007. Toen zat ik met een bende jonge maar getalenteerde muzikanten zelf in Zuid-Afrika. Voor het Southern Wind-project, met een blank jeugdorkest van bij ons (Transpiradansa!) en zwarte zanger(e)s(sen) van ginder. 

Het werd een onvergetelijke trip. Al moest ik bij het heengaan van hét symbool van de strijd tegen de apartheid vaststellen dat de herinneringen aan dat prachtige land vol tegenstrijdigheden al serieuze vervagingsverschijnselen beginnen te vertonen.

Gelukkig heb ik van die orkestreis enkele dagboeknotities bijgehouden. Ik heb ze nog eens opgediept en doorgenomen. En het begon alweer te kriebelen om nog eens naar ginds af te reizen...

Tranpsiradansa! met Southern Wind

Aan de ene kant van de snelweg een nette wijk met relatief kleine maar mooie huizen, allemaal afgeschermd met een hek en - zoals in alle betere wijken - daarop de naam van de beveiligingsfirma die er de bewaking waarneemt. Aan de andere kant van diezelfde snelweg een krottenwijk, met in golfplaten opgetrokken barakken. Veel contrasterender kon het beeld bij het binnenrijden van Johannesburg nauwelijks zijn.

Een wolkbreuk die de straten in een mum van tijd blank zet. Meer zelfs: een regenval die zo hevig is dat een bruine waterstroom alle verkeer quasi onmogelijk maakt. Ook dat is Zuid-Afrika.

We ondervonden het bij ons bezoek aan het Ipelegeng-centrum in Soweto. Soweto is de South Western Township van Johannesburg waar de zwarte bevolking in de beginjaren van de Apartheid, bijna zestig jaar geleden, naartoe werd gedreven. Jo’burg was toen dé stad van de goudontginning. Zwarten werden er door de blanke industriëlen uitgebuit: ze moesten er werken in miserabele omstandigheden voor bijna geen geld. Van heinde en verre kwamen ze naar Johannesburg maar huisvesting kregen ze er aanvankelijk niet. Het ontstaan van de township was – hoe pover de behuizing ook – een resultaat van één van de vele sociale ‘struggles’ van de autochtone bevolking in de naoorlogse jaren.

Op weg naar Soweto hebben we eindelijk, het échte Zuid-Afrika gezien. Johannesburg is, let’s face it, een vrij westerse stad. Het is maar bij het verlaten van het centrum en het binnenrijden van de buitenwijken dat je het echte plaatje te zien krijgt. De barakken waarin de zwarten wonen, de kinderen die op straat spelen zonder westers of ander speelgoed, de mensen die noodgedwongen het grootste deel van de dag op straat doorbrengen, de armen die op de vuilnisbelt op zoek gaan naar nog bruikbare materialen, een huwelijk – jawel – dat door heel de wijk luidruchtig wordt meegevierd... We kregen het in nauwelijks een halfuur tijd allemaal voorgeschoteld.

We konden ter plekke uiteraard ook niet buiten twee musea over het meest verschrikkelijke deel van de recente Zuid-Afrikaanse geschiedenis...

We bezochten het Apartheidsmuseum. Van een aangrijpende belevenis gesproken. Met videobeelden, pancartes, beelden, verhalen en authentieke documenten, in een heel indrukwekkende setting, liepen we zo door enkele decennia van rassensegregatie én kregen we bovendien de historische achtergronden van een van de meest afschuwelijke politieke systemen van geïnstitutionaliseerd racisme voorgeschoteld. Onze zwarte zanger(e)s(sen) wilden niet mee naar binnen. "Een té emotionele belevenis", klonk het.

Nadien naar het Hector Peterson-museum gereden – na ruim een halfuur wachten omdat de straten zo goed als overstroomd waren. Alweer een beklemmende ervaring. De 13 jaar jonge knaap naar wie het museum werd genoemd, was maar één van de 565 jongeren die op 16 juni 1976 omkwam toen de politie het vuur opende op een massabetoging van zwarte scholieren. Die protesteerden tegen het feit dat ze hun lessen biologie, aardrijkskunde of wiskunde niet alleen in het Engels – voor hen, na onder meer het Zulu ook al een tweede taal – maar voortaan ook in het Afrikaans zouden krijgen (de taal die door de Nederlandse kolonisator al in de 17de eeuw in het zuiden van het zwarte continent
werd ingevoerd).

Internationals, nota bene - speelde zich een ontroerend moment af. Op een van de laatste nummers begon een oudere dame helemaal alleen voor het podium te dansen.

Mama Soweto
Toen we aan het eind van onze concertreis in een uitgeleefd zaaltje in de sloppenwijken van Soweto een concert mochten spelen - samen met de Vlaamse band

Onze dirigent kreeg er zowaar tranen van in de ogen. En ik, ik heb er een foto van genomen. En bij terugkomst, in ons koude Belgenlandje, heb ik er een liedtekst over geschreven, later nog ingezongen en opgenomen door onze Zuid-Afrikaanse vrienden. Want alleen zij konden zo goed de hoop vertolken in de blues van een song.



De blues is niet verdwenen met het afschaffen van de apartheid.
Met het heengaan van Madiba zal (hopelijk) ook de hoop niet verdwijnen.


Mama Soweto

A sunny Jo’burg
Soweto Sunday
When you were dancing
While we just played our song

Y’looked like the old girl
Who walks the Streets of London
With clothes as rags that fit in two bags
Like everything you own

Your flashy worn out sneakers
Never did take you elsewhere
Like fate did never lead you
to grief or to despair

So you keep dancing, Mama
As lonely as you do
And we’ll keep tryin’ to join you in chantin’:
“Amandla awethu” 


maandag 2 december 2013

Uit het oog verloren

De ene, die wou trucker worden. De andere: friturist.
Iemand droomde van IT. En ik werd journalist.

Het was eind juni en we voelden ons klaar voor wat de rest van ons leven zou worden. Het post-humanioraleven. Hét leven, kortom. Want dat zou nu pas echt gaan beginnen, dachten we. Al speelde dat leven zich vanaf dan voor iedereen toch op een iets andere plaats af: in het leger, op het bureautje van de eerste werkgever of, gewoon, op ietwat andere schoolbanken (die van hogeschool of universiteit), in veel grotere klaslokalen die ze 'aula's' noemden en met véél meer studenten dan er ooit in 'onze' kleine klasgroepjes hadden gezeten.

Hoe dan ook: het kriebelde om eraan te beginnen. Aan weet-ik-veel wat. Zolang het maar elders was. Want we wilden uitzwermen. Uitvliegen. De vleugels strekken. Weg van waar we zaten (wisten wij veel dat we toch nog zouden te maken krijgen met de onontkoombaarheid van het bekende cliché, dat we de eens zo verguisde schooljaren later 'de schoonste tijd van ons leven' zouden noemen).

Om de leerkrachten van toen gerust te stellen: we zijn allemaal aan 'iets' begonnen. En we zijn allemaal 'iets' geworden. Van immoman tot airhostess. Van huisvrouw tot secretaresse.

Pas 26 jaar na datum hebben we dat voor het eerst kunnen vaststellen. Ruim een kwarteeuw nadat we als 18-jarigen de schoolpoort achter ons hoorden dichtslaan.

6ST, Zellik, 1986-1987. 
'Het klasje is bijna volledig / de foto is wel wat vergeeld' zong Johan Verminnen al in 1984. Het had de soundtrack van onze klassenreünie kunnen zijn, afgelopen weekend...

De klassenreünie van 6ST en 6BI. Van het Gemeentelijk Instituut voor Secundair Onderwijs in Zellik. Afstudeerjaar 1987 - nog geen tien jaar later zou de school ophouden te bestaan. 

Ondanks die paar kilootjes meer hier en daar - of die bril die in vervlogen tijden nog niet op onze neus stond - zagen we er met z'n allen nog goed uit, vonden we. Niet dat we dat met zo veel woorden hebben gezegd; het leek meer op een stilzwijgende overeenkomst die met algemeenheid van stemmen als goedgekeurd werd beschouwd.

5BI, Zellik, 1985-1986.
Veertigers, ondertussen, van wie sommigen met kinderen die al ouder zijn dan wij waren, de dag dat we elkaar uit het oog verloren.

Veertigers, ondertussen, en dus zelf al ouder dan heel wat van die leraressen toen die in de klas voor onze jeugdige neus stonden - en in onze (puber)ogen 'oude madammen' waren. We weten nu wel beter.

Veertigers, ondertussen, met eigen levens die zich, op een enkele uitzondering na, nog dicht rond de spreekwoordelijke kerktoren afspelen. Honkvast als we blijkbaar zijn. Van dat uitvliegen en uitzwermen is dus niet veel terecht gekomen. Alvast niet in letterlijke zin.

Het klasje was bijna volledig, de foto inderdaad vergeeld. Maar de ambiancemakers van toen, bleken ook nu nog de grapjassen van dienst. De zotte doos van vroeger had nog altijd even veel deugnieterij in de ogen. En de stille meisjes van weleer genoten ook tweeëneenhalf decennium later nog steeds van aan de zijlijn, zonder er veel woorden aan vuil te maken.

Ten afscheid hebben we onze geloften hernieuwd. Dat we nog eens zouden afspreken. Dat we het niet bij deze ene gelegenheid zouden laten.

En dat het nu geen 26 jaar meer zou duren.