Het was mei 2001. Ik lag op mijn bed in de huiskamer en twee muzikale vrienden kwamen zoals afgesproken langs de achterdeur binnen. De ene had ik midden jaren negentig als mondharmonicaspeler leren kennen via het kleinkunstgroepje waarmee ik af en toe optrad, de andere kende ik voordien vooral als leraar en begaafd pianist.
We hebben toen samen een lied gecomponeerd. Iets wat we als afsluiter konden gebruiken voor het humoristisch programma dat in juni van dat jaar in première zou gaan. We hadden op dat moment nog niet het vermoeden, laat staan de ambitie, om er meer dan een decennium later nog mee bezig te zijn.
Een pianist en een presentator: meer heeft een Taalsmid-panel niet nodig. |
Grappen en liedjes maken met en over de actualiteit en de BV's en andere beroemdheden die erin opduiken, daarbij gezwind zwierend met wonderlijke woordspelingen en tegelijk menig dubbele taalbodem verkennend: zo kan je de onszelf opgelegde opdracht het best omschrijven.
Het maken van De Taalsmid werd voor ons een aangename verslaving, de voorstellingen zelf werden een instant publiek succes. Dat noopte ons al snel tot het inlassen van twee opvoeringen per show en, tot aan de tiende editie, van twee nieuwe shows per jaar. Maar in 2005 gaven we de pijp aan Maarten, legden we er het bijltje bij neer en gooiden we de handdoek in de ring. Kwestie van het concept niet uit te melken, van niet in herhaling te vallen, van in schoonheid te eindigen.
Tot nog eens vijf jaar later "de goesting bleef kriebelen en bomma's recepten tegen kriebelende jeuk uitgeput raakten", dixit het persbericht dat in 2010 werd verspreid naar aanleiding van De Taalsmid come(t)back.
Eind november dit jaar zijn we al aan de veertiende editie toe (momenteel al druk gepromoot op Facebook).
Van waar we onze inspiratie blijven halen? Die wordt ons dagelijks haast op de schoot gebracht - al dan niet afgeluisterd door Obama - vanuit de Wetstraat en het paleis van Laken, getransporteerd door de Fyra, indien nodig per express geleverd dankzij de Walibi-voorsteekpas.
En toch is taalsmeden vooral hard werken. De betreurde Nederlandse auteur Gerrit Komrij beschreef het woordengeworstel, waartoe wij onszelf jaarlijks veroordelen, ooit treffend in een gedicht met een voor ons wel heel herkenbare titel:
De Taalsmid
De klinker en de medeklinker zijn
De weke onderbuik en het korset
Dichter is hij die, schijnbaar zonder pijn,
Het vormeloze in de steigers zet.
Zijn woorden, corpulent of slank van lijn,
Verenigen zich vloeiend tot couplet.
De moeiteloosheid, niet het rookgordijn,
Is zijn geheim. Met taal gaat hij naar bed.
De taal, van A tot Z, is zijn fles wijn.
Halfdronken wordt er, zomaar voor de pret,
Een kind verwekt, een epos of kwatrijn,
Of iets daartussenin, zeg een sonnet,
Terwijl de lezer onbekend blijft met
Zijn worsteling met spekvet en balein.
Het was mei 2001. Ik lag op mijn bed in de huiskamer, te veel spekvet kwekend door dat probleem met een van de 'baleinen' in mijn rug. Twee muzikale vrienden kwamen zoals afgesproken langs de achterdeur binnen.
Twaalf jaar later zijn de twee vrienden er nog. Net als het gezamenlijk gecomponeerde lied en het programma waarvoor het bedoeld was.
En ook het spekvet is gebleven.