maandag 22 april 2013

Tussen de scherven van het verleden

Theofiel Van Vaerenbergh, alias Manke Fiel (1889-1971).
Theofiel Van Vaerenbergh. Veel gewoner kon een naam in het naoorlogse Vlaanderen niet klinken. En hoe eenvoudig, bescheiden of naïef de man zelve ook was, toch staat hij in 'mijn' Asse nog altijd bekend als een opmerkelijk, uitzonderlijk figuur. Meer nog: in deze ondertussen sterk verstedelijkte gemeente tussen Brussel en Aalst werd de Erfgoeddag 2013 volledig aan hem gewijd. Aan Theofiel Van Vaerenbergh, alias Manke Fiel (1889-1971).

Niet dat ik de man nog heb gekend. Wat ik over hem weet, heb ik 'van horen zeggen'. En uit het boek dat mijn dooppeter schreef over deze zonderling.

Manke Fiel werd zo genoemd omwille van zijn stijve linkerbeen - hij had zelfs een fiets met maar één trapper. Fiel was een vrijgezel die om den brode zowel klompen als 'ziften' (zeven) maakte maar ook nettenwever, hovenier en herbergier was. Hij verhuisde in 1936 naar Terlinden, een nu nog groen en heuvelachtig stukje Asse, dicht bij de gemeentegrens met Ternat, dat niet voor niets 'klein Zwitserland' wordt genoemd en een paradijs is voor wandelaars - we ondervonden het afgelopen zondag nog eens met graagte aan den lijve, alle gevaren van het beginnend hooikoortsseizoen trotserend en de daarmee gepaard gaande jeuk negerend.

De kinderen kwamen zo'n zeventig jaar geleden ook al graag naar Terlinden. Om er te spelen. En om Manke Fiel te bezoeken, want die had een klein vijvertje met vissen. Omdat Fiel ne collectioneur was, brachten de kinderen kleinoden mee die ze thuis of op de tocht naar deze uithoek van hun dorp hadden gevonden: knopen, speldjes, oude munten, fietsplaten, kaarten of scherven van tegels, spiegels en aardewerk. Ze lieten met plezier een pot vallen om de stukken ervan aan Fiel te kunnen schenken. Die hield alles keurig bij en broedde op een plan. Hij zou er een museum mee maken. De scherven verwerkte hij, als een volkse versie van de Catalaanse architect Gaudi, in mozaïeken metselwerkjes. Niet omdat hij zichzelf als een kunstenaar zag, wel om de kinderen te plezieren. En om de door hen meegebrachte 'schatten' een onderkomen te gunnen.

Torentjes metselen voor de kinderen: Fiel ten voeten uit.
Zo ontstond zijn 'Museum de Varenberg' - de man kon nauwelijks zijn eigen naam correct schrijven. Een museum zonder thema, met een collectie die niet meer was dan een amalgaam van sabels en speren, geweren en pistolen, slangenvellen, postkaarten, schilderijtjes en andere 'inboedel' die dezer dagen de naam 'bezienswaardigheid' niet meer zou verdienen, maar die wel paste in een rariteitenkabinet waaraan in tv-loze tijden nog graag een bezoekje werd gebracht.

Veel meer dan een museum, echter, was Manke Fiels stekje een soort toevluchtsoord, een attractiepark waar kinderen zich te allen tijde konden komen vermaken. Door er op een minuscuul vijvertje te varen. Door van op een speciaal daarvoor gebouwde uitkijkpost zeven kerktorens te spotten. Door zich te vergapen aan de manier waarop Fiel 'hun' scherf in een nieuw bouwsel had vereeuwigd. Door zich te verbazen over een bloem die - dankzij een slimme trompe l'oeil-constructie van de conservator - in een waterput leek te bloeien. Of door er ne gêile limonâd te drinken of e stuk sjokolat te snoepen. En door er, later, af te spreken met het eerste liefje.

Fiel en zijn 'monica'.
En de volwassenen? Die kwamen ook met velen - zelfs schrijver Louis Paul Boon was een fan! Ze kwamen er verpozen, tijdens of aan het eind van een wandeling. Ze wilden zien waar hun kinderen zo graag rondhingen. Ze kwamen de constructies bewonderen die de grote kindervriend voor 'het nieuwe seizoen' had gefabrikeerd. En ze kwamen er liedjes zingen, door Fiel zelf begeleid op trekharmonica, met teksten die door Assenaren waren geschreven op populaire melodietjes als Het loze vissertje. Teksten die Fiel - van 'commerce doen' had hij wel verstand - aan het gewillige publiek verkocht voor 1 frank. "Merci, alstablieft", klonk het steevast.

De man mocht dan niet geschoold zijn, beleefd en respectvol was hij wel. Dat blijkt ook uit een van de geluidsopnames die van hem bewaard zijn gebleven, uit een interview met de Assese kunstschilder en heemkundige Karel De Bauw, ergens in de jaren zestig.


Hoe eerbiedig Manke Fiel met groot en klein omging, ongeacht rang of stand, zo triest is de manier waarop met zijn nalatenschap werd omgesprongen. Fiels levenswerk werd quasi onmiddellijk na zijn overlijden geplunderd, vernield en, letterlijk, op straat gezet. Niet echt een voorbeeld van oordeelkundig omgaan met lokaal erfgoed. Vandaag herinneren alleen de Muzeumstraat, het woonhuis zelf en een gedenksteen die er in 2009 werd onthuld nog aan de man die er generaties kinderen en ouders met open armen ontving en animeerde. Met of zonder trekzak.

Le Palais idéal du facteur Cheval.
Is het als collega-harmonicaspeler dat ik me wat verwant voel met deze volksmuzikant pur sang? Of is het zijn eerder poëtische architectuur en art brut die me - net als de befaamde architect Bob Van Reeth - aanspreekt? Zoals ook het Palais idéal du facteur Cheval me fascineert: een gigantisch 'monument van koppigheid' in het Franse Hauterive, in de Drôme-streek, het werk van een postbode die, een halve eeuw voor Manke Fiel, 33 jaar van zijn leven spendeerde aan de bouw ervan.

Als ik er zo over nadenk, is het vooral 's mans kinderlijke verwondering die me beroert. Een verwondering waar hij op zijn beurt al zijn bezoekers op trakteerde, de kinderen voorop. Een verwondering die in deze iPod- en iPad-tijden de allerkleinsten niet meer is gegund.

Met één muisklik of één vinger op het touchscreen van de smartphone krijgen we de meest fantastische maar ook de meest gore dingen te zien. We hebben alles en kunnen alles vinden, en vooral: we willen onze kinderen niets ontzeggen. Waardoor we hen net een van de meest kostbare dingen ontnemen: de verwondering.  Die zijn we zelf ook kwijtgespeeld. Ergens onderweg, op zoek naar de vooruitgang. Tussen de scherven van het verleden. Tussen de scherven van de bouwsels van eenvoudige lieden als Manke Fiel.

dinsdag 9 april 2013

RIP Maggie

Dat Margaret Thatcher de Zuid-Afrikaanse vrijheidsstrijder Nelson Mandela een terrorist noemde en de Chileense dictator Pinochet een vriend, dat was misschien wat bij het (very British) haar getrokken.

RIP Margaret Thatcher (1925-2013).
Dat ze mordicus vasthield aan de ultraliberale theorieën van de Amerikaan Milton Friedman en zijn Oostenrijkse geestesgenoot Friedrich Hayek, beiden Nobelprijswinnaars voor Economie midden de jaren '70, kon je haar ook verwijten - vandaag doen weinig opinie- en beleidsmakers nog afbreuk aan de op zijn minst minimaal sociaal gecorrigeerde vrijemarkteconomie, maar daar wilde the Iron Lady als kind van haar tijd niet van weten. Daarom was ze ook een koele en eerder opportunistische minnaar van de EU: zolang de eengemaakte markt de Britse bedrijven ongebreidelde exportmogelijkheden bood, had ze wel wat geld veil voor Europa, maar zodra 'het monster van Brussel' te veel regeltjes begon op te leggen, speelde haar allesoverheersende allergie voor het socialisme weer hevig op en riep ze "I want my money back".

Noem haar koppig, noem haar onverzettelijk, een windhaan was Margaret Thatcher-Roberts in ieder geval niet. Waren het de paramilitairen van het IRA, de Argentijnse junta op de Falklands of de mijnwerkers van haar legendarische 'rode' aartsvijand en vakbondsleider Arthur Scargill, allemaal verloren ze de strijd tegen de eerste, enige en langst regerende premier van het Verenigd Koninkrijk in de 20ste eeuw.

Nu valt er wel één en ander te zeggen over haar economische en sociale visie (hoewel, sociaal... in het woordenboek van Thatcher, die alle heil verwachtte van het individu en bij uitbreiding van de optelsom van alle individuele prestaties, was geen plaats voor begrippen als 'gemeenschap' of 'solidariteit', getuige daarvan haar bekende quote "There is no such thing as society"). Als politica, roept ze hoe dan ook bewondering op. Al was het maar omwille van de door haar consequent gehanteerde stijl.

Zij was niet degene die haar bevolking probeerde te plezieren, ze zei niet die dingen waarvan ze dacht dat ze bij haar kiezers zouden scoren. Zij was niet degene die (van 1979 tot 1990) regeerde bij gratie van de waan van de dag, ze wrong zich niet in honderden bochten om eerdere beslissingen af te zwakken of terug te komen op ingenomen standpunten. Margaret Thatcher, dat moet je haar nageven, was een politica met visie én met dadendrang. Loodgieterij en het betere bochtenwerk waren niet aan haar besteed. Ze deed wat ze zei. Punt.

Smachten we daar in deze getormenteerde tijden niet allemaal naar? Naar politici die zelf een duidelijke visie ontwikkelen en, zodra ze aan de macht zijn, die ook volgen in het door hen uitgestippelde beleid? Naar bewindvoerders die kiezers zoeken om de in hun politieke programma uitgestippelde ideeën te steunen, in plaats van - zoals het al te vaak gebeurt - na te gaan wat de mainstream ideeën van de kiezers zijn om daar dan een halfslachtig programma rond te bouwen? Van die laatste soort lopen er in de Wetstraat én de Dorpsstraat al te veel rond, als je 't mij vraagt. En het is van die soort dat ik 'uksels' krijg.

Je kunt Margaret Thatcher dan wel verketteren omwille van haar sociale afbraakwerken, als standvastige politieke rots in de branding heeft ze voor heelder generaties policy makers na haar een voorbeeld gesteld. Laat dat, wat mij betreft, haar voornaamste legacy zijn.

dinsdag 2 april 2013

De Kiekeboes achterna

Le Coq sur mer. Geef toe, het klinkt heel wat chiquer dan De Haan aan zee. Toch is het, in tegenstelling tot veel andere Belgische kuststeden, niet de taal van Molière die dezer dagen overheerst in dit idyllische badplaatsje. Veel meer dan Frans hoor je er Duits spreken. Dat konden we afgelopen paasweekend zelf vaststellen, begeleid door een eerste bescheiden lentezonnetje, voor, tijdens en na onze wandeling door de Duinbossen. Dat is eeen prachtig, ruim 150 hectare groot natuurgebied dat we met graagte middels een drie uur durende wandeling hebben verkend en waar we in een iets warmer seizoen met plezier nog eens naar terugkeren.

Hoe het zou komen dat De Haan zo'n aantrekkingskracht uitoefent op de Duitse toerist? Het antwoord op die vraag hoef je niet ver te zoeken: de belle-époquestijl die er wonderwel het verschrikkelijke hoogbouw-vooruitgangsdenken heeft weten te weerstaan, herinnert onze oosterburen misschien aan hun zo geliefde Fachwerk-huizen. 

Het instandhouden van de befaamde en ondertussen beschermde Concessiewijk is wat mij betreft een voorbeeld bij uitstek van hoe een zon-zee-strandgemeente, zonder zich schuldig te maken aan de wijdverspreide verminkende appartementisering van onze kustlijn, toch en masse de Homo Touristicus kan verleiden. De Haan doet dat, als uitzondering op de regel van de collega-kuststeden, met stijl. Je vindt er nauwelijks fastfood-snackbars, lunaparken, billenkarverhuurders, marginale boetieks of strandbal-schopje-emmertje-winkels. Een verademing, zowaar, voor een allergiepatiënt als ondergetekende die naar de kust trekt voor de gezonde lucht en de rust, en niet om er keer op keer in de drukte te belanden van een zich dik consumerende meute die haar gebrek aan smaak zonder gêne etaleert door met té weinig textiel en daardoor ook vaak té verbrand vlees op de dijken te paraderen, als het kan vergezeld van een gedrocht van een hond die al even ongegeneerd zijn kakske kan droppen waar het hem uitkomt.

Nee, geef mij dan maar De Haan, dat zich vanaf het einde van de 19de eeuw ontwikkelde als badplaats. De vermaledijde koning Leopold II liet in 1887 een plan ontwerpen om de duinen tussen Oostende en Blankenberge te bebossen en om te vormen tot een groot park. Ter hoogte van het huidige De Haan werd plaats gemaakt voor een verkaveling met modelvilla's, geïnspireerd op de Engelse tuinwijken. Die cottagestijl, vermengd met art deco-elementen, charmeert ook in deze 21ste eeuw nog met, naast het kenmerkende houten vakwerk, witte puntgevels, rode daken, versierde balkonnetjes, torentjes en dakkapellen.
Het pittoreske tramstationnetje van De Haan.

In 1902 verbleef koning Albert I, toen nog prins, er een maand in Villa Aurore, dezelfde villa waar wij zopas nog twee nachten B&B-gewijs vertoefden. En zelfs Nobelprijswinnaar Albert Einstein wist die Concessiewijk wel te smaken, zij het als tijdelijk onderduikadres in de zomer van 1933 en in afwachting van zijn trip naar Londen, op de vlucht voor het  antisemitisme dat toen al hoogtij vierde in Duitsland. 

Om het lijstje met gerenommeerde bezoekers van De Haan aan te vullen: de Kiekeboes, Vlaanderens populairste stripfamilie, beleefden er een spannend avontuur tijdens Trammelant, het jaarlijkse retrofeest dat het opkomende zeetoerisme aan het begin van de 20ste eeuw evoceert, met het pittoreske tramstationnetje en de omliggende belle-époquegebouwen als uitgelezen decor. 
Ook de Kiekeboes verbleven even in De Haan.

Bij terugkomst van onze deugddoende De Haan-tweedaagse heb ik dat Kiekboes-album, Alle eendjes, nog eens opgediept en herlezen. Al was het maar om dat weekendje-weg-gevoel nog wat te verlengen. En om de gedachten aan de ratrace die een dag later weer meedogenloos zou worden ingezet, nog wat uit te stellen.