dinsdag 2 april 2013

De Kiekeboes achterna

Le Coq sur mer. Geef toe, het klinkt heel wat chiquer dan De Haan aan zee. Toch is het, in tegenstelling tot veel andere Belgische kuststeden, niet de taal van Molière die dezer dagen overheerst in dit idyllische badplaatsje. Veel meer dan Frans hoor je er Duits spreken. Dat konden we afgelopen paasweekend zelf vaststellen, begeleid door een eerste bescheiden lentezonnetje, voor, tijdens en na onze wandeling door de Duinbossen. Dat is eeen prachtig, ruim 150 hectare groot natuurgebied dat we met graagte middels een drie uur durende wandeling hebben verkend en waar we in een iets warmer seizoen met plezier nog eens naar terugkeren.

Hoe het zou komen dat De Haan zo'n aantrekkingskracht uitoefent op de Duitse toerist? Het antwoord op die vraag hoef je niet ver te zoeken: de belle-époquestijl die er wonderwel het verschrikkelijke hoogbouw-vooruitgangsdenken heeft weten te weerstaan, herinnert onze oosterburen misschien aan hun zo geliefde Fachwerk-huizen. 

Het instandhouden van de befaamde en ondertussen beschermde Concessiewijk is wat mij betreft een voorbeeld bij uitstek van hoe een zon-zee-strandgemeente, zonder zich schuldig te maken aan de wijdverspreide verminkende appartementisering van onze kustlijn, toch en masse de Homo Touristicus kan verleiden. De Haan doet dat, als uitzondering op de regel van de collega-kuststeden, met stijl. Je vindt er nauwelijks fastfood-snackbars, lunaparken, billenkarverhuurders, marginale boetieks of strandbal-schopje-emmertje-winkels. Een verademing, zowaar, voor een allergiepatiënt als ondergetekende die naar de kust trekt voor de gezonde lucht en de rust, en niet om er keer op keer in de drukte te belanden van een zich dik consumerende meute die haar gebrek aan smaak zonder gêne etaleert door met té weinig textiel en daardoor ook vaak té verbrand vlees op de dijken te paraderen, als het kan vergezeld van een gedrocht van een hond die al even ongegeneerd zijn kakske kan droppen waar het hem uitkomt.

Nee, geef mij dan maar De Haan, dat zich vanaf het einde van de 19de eeuw ontwikkelde als badplaats. De vermaledijde koning Leopold II liet in 1887 een plan ontwerpen om de duinen tussen Oostende en Blankenberge te bebossen en om te vormen tot een groot park. Ter hoogte van het huidige De Haan werd plaats gemaakt voor een verkaveling met modelvilla's, geïnspireerd op de Engelse tuinwijken. Die cottagestijl, vermengd met art deco-elementen, charmeert ook in deze 21ste eeuw nog met, naast het kenmerkende houten vakwerk, witte puntgevels, rode daken, versierde balkonnetjes, torentjes en dakkapellen.
Het pittoreske tramstationnetje van De Haan.

In 1902 verbleef koning Albert I, toen nog prins, er een maand in Villa Aurore, dezelfde villa waar wij zopas nog twee nachten B&B-gewijs vertoefden. En zelfs Nobelprijswinnaar Albert Einstein wist die Concessiewijk wel te smaken, zij het als tijdelijk onderduikadres in de zomer van 1933 en in afwachting van zijn trip naar Londen, op de vlucht voor het  antisemitisme dat toen al hoogtij vierde in Duitsland. 

Om het lijstje met gerenommeerde bezoekers van De Haan aan te vullen: de Kiekeboes, Vlaanderens populairste stripfamilie, beleefden er een spannend avontuur tijdens Trammelant, het jaarlijkse retrofeest dat het opkomende zeetoerisme aan het begin van de 20ste eeuw evoceert, met het pittoreske tramstationnetje en de omliggende belle-époquegebouwen als uitgelezen decor. 
Ook de Kiekeboes verbleven even in De Haan.

Bij terugkomst van onze deugddoende De Haan-tweedaagse heb ik dat Kiekboes-album, Alle eendjes, nog eens opgediept en herlezen. Al was het maar om dat weekendje-weg-gevoel nog wat te verlengen. En om de gedachten aan de ratrace die een dag later weer meedogenloos zou worden ingezet, nog wat uit te stellen. 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten