"Raar toch, dat je ondanks twintig jaar zonder gemeenschappelijke activiteiten gewoon de draad weer oppikt en babbelt alsof die twintig jaar er nooit geweest zijn."
Het waren niet alleen twintig jaar zonder gemeenschappelijke activiteiten, het waren ook twee decennia zonder spontane ontmoeting, zonder mailtje, zonder belletje. Hoe kon het ook anders? In onze VUB-jaren, toen we haast dagelijks samen op de trein richting Etterbeek stapten, was er nog geen sprake van mail en internet, laat staan van gsm's. En nadien: ik haast 7 op 7 druk doende als beginnend freelance journalist, zij als beloftevol anesthesist, nadien een tussenstop makend down under en in Nederland. Dan lopen mensen elkaar al wat minder makkelijk tegen het stilaan ouder wordende lijf.
Maar opeens zaten we samen aan een tafeltje in een brasserie, in het hart van ons geboortedorp. Twintig jaar nadat we elkaar uit het oog en het hart waren verloren. Ware het niet dat de waardin ons een lekker diner en ettelijke uren later subtiel duidelijk maakte dat ze de zaak wilde sluiten, we zaten er misschien nog te kletsen.
We groeiden samen op in de plaatselijke harmonie. Als kinderen van de twee families die de muziekvereniging in die jaren schraagden. Het werd je als dreumes niet gevraagd of je een instrument wilde leren bespelen. Dat was een vanzelfsprekendheid. Als de muziekmicrobe niet vanzelf begon te kriebelen, dan werd het speelplezier er onder zachte dwang wel ingelepeld. Tot het toch elke week - op woensdagavond - begon te jeuken om naar de repetitie te gaan. Al had dat niet alleen te maken met de oefenstonde an sich. Het achterafmoment aan de bar was een minstens even grote motivator.
Mijn vroegste herinnering aan onze gedeelde kindertijd? Dat zij, verkleed als Maria, en ik, als Jozef, rond Kerstmis of Nieuwjaar op stap gingen met de jeugdharmonie om bij 'verdienstelijke' leden een serenade te brengen. We waren nog te jong en te klein om zelf mee te spelen maar wel fier dat we er bij konden zijn. Om de kas te bewaken en de gulle giften in ontvangst te nemen.
Goed twintig jaar en honderden repetities, optochten, concerten, festiviteiten en VUB-treintochten later, doken we het échte leven in. Er bleef, door het 'werkmansbestaan' en de vaak onmenselijke uren die we elk klopten, geen tijd meer voor de harmonie (hoewel ik haar ooit gezworen had daar nooit mee te zullen stoppen - een mens zweert wel meer dure eden als hij jong en onbezonnen is). En zo ging elk zijns weegs, de eigen passie achterna, de eigen toekomst tegemoet.
Een verjaardagsberichtje via Facebook heeft ons onlangs, nog eens twintig lentes later, weer 'aan de klap' gebracht. Doen afspreken. Doen bijpraten. Over werk en politiek. Over familie en relaties. Over brillen en gezondheid. Over grijze haren en een kaal hoofd.
"Alsof die twintig jaar er nooit geweest zijn", zoals ze het nadien omschreef (de grijze haren en het kale hoofd uiteraard gemakshalve buiten beschouwing gelaten). "Ge ziet wat dat doet, ne keer Jozef en Maria spelen: 't smeedt nen band voor 't leven."
Over koers hebben we het nog niet gehad samen, beiden liefhebbers van het wielrennen zijnde. Dat is iets voor deze zomer. Op ons terras. Bij een goed glas.
Hoe ze zich voor die ontmoeting moet verkleden, hebben we nog niet afgesproken. Ze zal wat creatief uit de hoek moeten komen want deze Jozef heeft in haar afwezigheid ondertussen zijn Maria-voor-het-leven al gevonden. Op haar heb ik bijna veertig jaar moeten wachten.
Een mens moet wat geduld hebben in 't leven. En chance.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten