donderdag 2 mei 2013

Natuurlijke vijanden

Nee, in de tuin zitten, laat staan werken, is niet goed voor een allergiepatiënt. Het bevordert immers de 'uksels' en laat het nu net die veruitwendingen van innerlijke irritaties zijn die ik niet wil bevorderen. Niet!

Echter, wanneer op een vrije dag de warme zonnestralen langs de grote keuken- en livingramen het huis binnenglippen, en merels in de tuin druk doende zijn met het verzamelen van nestmateriaal (hoewel ze daarvoor zelfs, tot wanhoop van mezelf en mijn huisgenote, onze hevig paars bloeiende aubrietaplantjes uittrekken), kan ook ik niet aan de lentekriebels weerstaan. Ik steek dan enthousiast mijn groene vingers met de daaraan verbonden handen uit de mouwen, alle rondvliegend stuifmeel ten spijt. Al hebben we vooral pollenarme planten in de tuin en zijn de katjes van onze hazelaar stilaan uitgebloeid, een hooikoortslijder is in de open lucht nergens veilig voor zijn natuurlijke vijanden. Wat niet wil zeggen dat ik zwicht voor het gevaar. Ik trotseer het.

Een veldbloemenperkje leek ons een topidee.
Op wat snoei- en wiedwerk na, heb ik me op de Dag van de Arbeid onledig gehouden met het zaaien van veldbloemen. Omdat de lavendel elk jaar zo welig tiert aan de ene kant van de 'tuinrotonde' (het middelpunt van onze tuin, waar het tuinpadje rond onze bijna bloesemende sierappelaar loopt), wilden we een even fleurig maar nog kleurrijker alternatief aan de andere kant. En omdat we al zo veel onheilspellende berichten opvingen over de haast met uisterven bedreigde bijen- en vlinderpopulatie in onze contreien, vonden we een veldbloemenperkje een topidee (onder het alom gekende motto 'baat het niet, dan schaadt het niet want alle beetjes helpen en niet geschoten is altijd mis').

In afwachting dat die bloemen zich vanaf juni in volle glorie aan ons durven te vertonen, hebben we toch al enkele zoemende vliesvleugeligen gespot in onze tuin: op zoek naar gaten in de oude, blinde muur die de perceelsgrens met onze buren aangeeft - waardoor wij weer de investering van een bijenhotelletje kunnen uitsparen.

Onze klimhortenisa doet trouwens uitstekend zijn best om die muur te camoufleren. Zodra de hydrangea anomala petiolaris wat in dikte is toegenomen, plannen we daartussen één of meerdere nestkastjes op te hangen. Voor meesjes, als het even kan. Die zijn niet alleen mooi om naar te kijken, het zijn ook natuurlijke vijanden van door ons niet zo geliefde insecten. Niet dat we op dat vlak echt met een overschot kampen. Dankzij die andere insectenvijand: onze Robin. Dat is een dwergvleermuisje dat ondertussen alweer ontwaakt is uit zijn winterslaap en elke avond, bij de invallende schemering, onze tuin een bezoekje waardig acht, als was het een restaurant waar hij dagelijks zijn portie lekkernijen aantreft.

Voor alle duidelijkheid: behalve Robin en de nog aan te trekken mezen, blijven de ouwe getrouwe merels - die momenteel kokeneten spelen in onze paplaurierhaag - ook nog welkom. Zolang ze onze aubrieta maar met rust laten.

1 opmerking:

  1. Je hebt daar gelukkig ook wat natuurlijke vrienden rondvliegen heb ik de indruk.

    BeantwoordenVerwijderen