vrijdag 26 december 2014

Twieë druppels water

Ik had hem 'peter Steenweg' kunnen noemen, 'peter Drukkerij' of 'peter René'. Maar het werd gewoon 'peter'. 'Mijn' peter.

De peter waarvan ik welgeteld drie foto's heb:
  • eentje waarop hij assisteert bij mijn doopsel, goed 45 jaar geleden
  • eentje waarop hij naast mij aan de feestdis zit ter gelegenheid van mijn plechtige communie, in 1981
  • en eentje van hem al speechend, tijdens de première van mijn eigen liedjesprogramma, eind 1998

Tot zover de tastbare herinneringen, al zitten er nog veel meer beelden opgeslagen op de harde schijf van mijn brein...

De allereerste foto van mijn peter en mij...
Het beeld van mijn peter die me als kleine dreumes enthousiast schminkte en verkleedde, als kerstfiguur Jozef, of als clown, om bij één of andere serenade of concert van 'zijn' harmonie voor wat animatie te zorgen.

Dat beeld van de kledingwinkel van mijn tante, waar hij mij als nieuwjaarscadeau een mooie nieuwe broek of trui liet passen. Of dat van hun speelgoedwinkel waar ik later, voor mijn verjaardag, een telegeleide auto mocht kiezen (dat was pas echt hoogtechnologisch vernuft, in het nog Playstation-loze pre-iPad-tijdperk).

Ik had mijn communie-eten al gekregen,
hij zat mijmerend te wachten op het zijne.
Het beeld van de papieren medaille die ik in zijn keuken kreeg opgespeld, toen ik voor het eerst mocht meespelen met het selecte clubje muzikanten dat, naar jaarlijkse traditie, bij nacht en ontij de bestuursleden van de harmonie ging uitnodigen voor het nakende Sint-Ceciliafeest.

Dat beeld van hem als voorzitter op het feest van de patroonheilige der muziekkorpsen, waar hij zijn speech steevast begon met "Ik ga het kort houden", om dan toch te beginnen met een uitgesponnen jaaroverzicht dat ons als jonge snaakjes maar matig kon boeien.

Het beeld van mijn peter die, naast zijn huis op de Steenweg, café 't Groot Hotel binnenviel, waar hij agâ een pint bestelde. Hij leek altijd gehaast, onderweg naar elders, om een commisseken te doen.

Dat beeld van hem als dorpsdrukker, die bij nagenoeg elke begrafenis moest gaan checken of er geen onverwacht groot aantal mensen in de kerk zat, kwestie van eventueel agâ nog wat doodsprentjes bij te maken.

Het beeld van hem in zijn drukkerij, druk doende achter die in-druk-wekkende linotypemachine (een soort automatische letterzetter), waar hij even het werk staakte om mij m'n eerste officiële adreskaartjes als zelfstandig journalist te overhandigen.

Een speech op de première van mijn liedjesprogramma:
dat was een kolfje naar zijn hand.
Dat beeld van hem als auteur die voor mij een van zijn boeken signeerde. Als schrijver over plaatselijke volksfiguren, zoals Manke Fiel, werd hij trouwens zelf een heemkundig monument.

Het beeld van mezelf, aan de radio gekluisterd, vol bewondering luisterend naar 'mijn' peter die in het wekelijkse programma Dialectofoon mee de bouwstenen aanreikte voor wat later den Diksjonêr van 't Asses zou worden.

Dat beeld van hem, in zijn zetel ten huize Merelnest, waar ik twee keer per jaar op bezoek ging - met nieuwjaar en met zijn verjaardag - om wat bij te praten. Over 'zijn' harmonie, uiteraard. Over Asse. Over zijn gezondheid en mijn uksels. En over onze grote familie. Elke telg van de stamboom passeerde bij die gelegenheden wel eens de revue.

Het beeld dat ik van hem opmaakte op basis van de mails die hij me stuurde, waarin hij in korte maar rake zinnen zijn trots en waardering uitte over de dingen waarmee ik bezig was.

En dat laatste beeld van hem, in het ziekenhuis, waar ik hem zag zitten, zonder bril, en ik in zijn gezicht zo sterk dat van mijn vader, en dus ook dat van mezelf herkende. Die gelijkenis was me vroeger nooit zo opgevallen, hoewel er dankzij hem voor mij, als beginnend lokaal journalist in Asse, destijds veel deuren zijn opengegaan. "Gâ zèt zeeker nen De Rop! Ieënen van den drukker? Nieë? Twieë druppels water pertang! Allêi, kom binnen en zét â een gat. Wa moerre weetn?"

Beelden genoeg dus, en zelfs als die mettertijd allemaal zouden vervagen, zal een stukje van hem voor altijd aan mij blijven kleven. Als tweede voornaam. Ik zal tot het einde van mijn dagen Peter René heten. Als stil eerbetoon aan mijn peter Steenweg. Mijn peter Drukkerij. Mijn peter René.

4 opmerkingen: